Venen hebben wereldwijd last van het Assepoester effect; de schoonheid van levende venen wordt niet herkend; ze zijn smerig, gevaarlijk en hebben geen nut. Maar feitelijk leggen ze, over eeuwen gerekend, meer CO2 vast dan onze gewaardeerde bossen, inclusief regenwouden. Voor ons milieu zijn levende venen juweeltjes. Venen die droog gelegd worden blijven nog lang als veengrond bewaard, maar uit die gronden komen vooral bij intensief agrarisch gebruik enorme hoeveelheden CO2 vrij. Uit de Friese veengronden komt momenteel bij het huidig landbouwkundig gebruik meer CO2 vrij dan het gehele Friese wagenpark uitstoot. De emissie nemen nog jaarlijks vrijwel lineair toe en de bodem zakt, ook in het Hollandse veenweidegebied. Dit veroorzaakt schade aan de infrastructuur van wegen, gebouwen en stuwen, en die schade loopt in de miljarden over tientallen jaren gerekend. Elders in de wereld worden veel veengebieden weer vernat om de ontwrichtende veenbranden te stoppen. In Rusland worden de waterstanden in gebieden verhoogd die in droge perioden steeds weer in de branden vliegen (Rusland, Wit-Rusland). In Indonesia en Malaysia worden gebieden waar het regenwoud is gekapt, het veen is ontwaterd en waar al meer dan 20 jaar enorme veenbranden woeden. Het wachten is op nieuwe wetgeving.
A.P. (Ab) Grootjans was verbonden aan de Rijksuniversiteit Groningen van 1975-2016. Hij was van 2007-2017 tevens als bijzonder hoogleraar verbonden aan de Radboud Universiteit Nijmegen met als leeropdracht Eco-hydrologie van Wetlands. Prof. Grootjans heeft ruime ervaring met eco-hydrologisch onderzoek in moerassen en kustgebieden. Hij heeft met studenten en promovendi gewerkt aan natuurherstel in Polen, Duitsland, Slovakije, Vuurland (Argentinië), Letland, Finland, Ethiopia, Rusland, Engeland, Zuid-Afrika en heeft meer dan 140 Engelstalige en evenveel Nederlandstalige publicaties op zijn naam staan. Momenteel is hij vooral actief in de International Mires Conservation Group (IMCG) die op wereldschaal nog intacte venen beschermen.